Opgebrand? Dat ligt dus niet alleen aan jou!

Artikel okt. 2016 NRC

Burn-out

Neem rust, ga op een cursus timemanagement of op yoga, krijgen mensen met een burn-out vaak te horen. Maar is dat wel de beste oplossing?

‘Ik was met vriendinnen uit eten geweest, had de gesprekken maar nauwelijks gehoord. ‘Gauw slapen’, dacht ik nog, terwijl ik op de fiets stapte. Maar vijf minuten later lag ik op straat. Geen stoeprand, geen medeverkeer, geen hobbel. Gewoon: stomweg van de fiets gevallen. Het was kennelijk de enige manier mijn lichaam te stoppen, luisteren deed ik er al lang niet meer naar. En zelfs toen herinner ik me nog dat ik dacht: ‘Is mijn leren jas nu stuk? Die moet ik morgen aan.’”

In juni 2014 komt Marleen Romkema (30) thuis te zitten, oververmoeid. Een dag nadat ze van de fiets valt, zit ze bij de huisarts. Een hersenschudding, constateert die, en dus: rust nemen. ‘Overdreven’, denkt Romkema in eerste instantie. ‘Ik ga morgen gewoon aan het werk’. Maar wanneer ze toch een week naar haar ouderlijk huis in Groningen vertrekt, komt ineens de klap. Zelfs douchen wordt een opgave.

Romkema werkt op dat moment in de jeugdzorg, als ambulant hulpverlener voor jongeren tussen de zestien en tweeëntwintig jaar. „Je moest er wel tegen kunnen”, zegt ze nu. „De tienerzwangerschappen wisselden zich af met zware gedragsproblemen.” Maar als het haar destijds zwaar valt, zijn de gedachten vooral: ‘Het zijn gewoon drukke tijden’, of: ‘Dit hoort nu eenmaal bij het werkende leven.’ Romkema: „Zonder dat ik het wist verlegde ik telkens mijn grenzen. Ik gaf meer energie dan ik ontving, maar dacht dat het hoorde bij het hebben van een eerste baan.”

Te veel van het goede

Wie meer wil weten over het hebben van een burn-out, hoeft zijn agenda maar naast die van een debatcentrum te leggen. Afgelopen maand in de hoofdstad leverde bijvoorbeeld al een aardige lijst op. Op een woensdag vertelt communicatiedeskundige Florien Vaessen op een symposium van The School of Life hoe zij op de bank belandde. Donderdag presenteert schrijver Bregje Hofstede in academisch-cultureel centrum Spui25 haar nieuwe boek, over het lichamelijke herstel na een burn-out. In het weekend spreekt de Duitse filosoof Hartmut Rosa op filosofisch festival Brainwash over een ‘gejaagde samenleving’. Het gevolg daarvan, krijgt het voornamelijk jonge publiek er te horen: een op de zeven mensen krijgt te maken met burn-outverschijnselen.

‘We moeten ons weer eens leren vervelen’, is het devies vaak.

Informatie te over, zou je denken. Toch bestaat er een aantal misverstanden over de burn-out, schemert telkens in de gesprekken door. Zo krijg je een burn-out altijd van te hard werken. Het overkomt mensen die te veeleisend zijn en te weinig ruimte nemen hun hoofd leeg te maken. Door te veel van het goede te willen, rennen ze zichzelf voorbij. ‘We moeten ons weer eens leren vervelen’, is het devies vaak.

Maar als een op de zeven mensen zich emotioneel uitgeput voelt door het werk, kun je dan eigenlijk nog wel spreken van een individueel probleem?

Vaessen, auteur van het boek Op de Bank, vraagt het zich in een stampvolle Lutherse Kerk openlijk af. Nu, vijf jaar na haar eigen burn-out, is ze stellig: „Neem rust, ga op een cursus timemanagement, ga op yoga, is het advies. Waarom vragen werkgevers zich niet eens af: hoe houd ik mijn werknemers productief?”

Zo deed Vaessen in haar managementfuncties op het hoofdkantoor van ABN Amro steeds vaker wat er van haar werd verwacht, en steeds minder van wat haar energie gaf. Werkte ze voorheen nog wel eens eigen ideeën uit, uiteindelijk rende ze vooral achter die van anderen aan. Met een burn-out tot gevolg. Nu vraagt ze zich vaak af: „Wanneer werd ik die zure collega, die óók vond dat er toch vooral ‘geleverd’ moest worden?”

Scenarist Sophie van de Pol maakte de korte film ‘Het Burn-Out Bos’. In de film vertelt onder andere Marleen Romkema haar verhaal.

Neerwaartse spiraal

Bij een burn-out ben je opgebrand door langdurige stress. „Wij hanteren vaak de definitie: chronische vermoeidheid in het werk, door een combinatie van uitputting en cynisme”, zegt Arnold Bakker, hoogleraar arbeids- en organisatiepsychologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Iemand met een burn-out is dusdanig vermoeid dat er simpelweg te weinig energie over is het werk goed te doen. Het gevolg: slechtere prestaties, lagere productiviteit, groeiend cynisme, en een steeds sterker gevoel te kort te schieten. Wat ontstaat is een neerwaartse spiraal die zo beklemmend kan zijn dat iemand langdurig thuis komt te zitten: een burn-out.

De oorzaken van uitputting kunnen echter divers zijn. Te hoge eisen aan jezelf? Te weinig rust? Oók, zegt Bakker, „maar in de meeste gevallen blijkt dat het werk zélf de boosdoener is.” Iemand heeft te weinig controle over de eigen werksituatie, heeft niet het gevoel een hand te hebben in het resultaat dat hij of zij aflevert, of heeft een slechte relatie met een leidinggevende. Bakker: „Werkgevers zijn echter geneigd naar individuele problemen te kijken wanneer iemand thuis komt te zitten.”

In het herstel ligt de nadruk vervolgens op zelfontplooiing. Zo schrijft Vaessen in haar boek: „De ongezonde werkomgeving draait door en staat niet stil voor een moment van introspectie nu ik blijkbaar ben omgevallen. Ik ben de zieke. Ik moet beter worden.” Bakker: „Terwijl dat vaak dweilen met de kraan open is. Het werk moet ook écht anders.”

Inmiddels durft ook Romkema toe te geven dat haar werkplek een olifantenhuid en engelengeduld vereiste. Misschien wel te veel. „Ik wilde echt iets betekenen voor de jongeren, wilde hun problemen oplossen. Maar eigenlijk liet het werk dat niet toe: ik vloog vaak van de ene cliënt naar de andere, structuur was er soms nauwelijks.” Door een aantal reorganisaties in de zorg is het in die dagen een komen en gaan van collega’s. Bovendien blijkt ieder gezin in vrede achterlaten wat hoog gegrepen, wanneer de eerste jongeren schreeuwend en tierend voor haar staan. Door het ontbreken van structuur en zichtbaar resultaat loopt ze voor haar gevoel constant achter de feiten aan. En daar begint de vermoeidheid.

Een ‘corporate robot’ noemt Vaessen zichzelf achteraf, in haar functie bij ABN Amro. „Rennend van vergadering naar vergadering, waar belangen verdedigd moeten worden. Waar het belangrijker is dat je leerplannen voor je medewerkers tijdig invoert, dan dat je met een briljant nieuw idee komt”, schrijft ze in haar boek. De ‘robotstand’ zorgt ervoor dat ze overleeft, maar bevlogenheid is er niet meer. Vaessen geeft meer energie dan ze krijgt.

Evenwicht

‘Hulpbronnen’, noemt Bakker die energiegevers. „In een gezonde werksituatie bestaat er een evenwicht tussen dat wat ons voldoening geeft, en dat wat onze motivatie in de weg staat”, stelt hij. We krijgen energie van voldoende positieve feedback, genoeg autonomie over hoe we ons werk doen en onze tijd indelen, en voldoende sociale steun.

„Een voorbeeld”, zegt Bakker. „Ik bereid op dit moment een reis naar Zuid-Afrika voor. Het feit dat ik precies weet wat ik er ga doen en daarom een gevoel van controle heb over het resultaat dat ik ga leveren, geeft me voldoening. Dat ik straks ellenlange declaratieformulieren moet invullen maakt me bij voorbaat moe. Het een geeft energie, het ander vreet. Maar de balans is goed.”

Die balans is volgens Bakker zoek wanneer er te veel taakeisen zijn. „Bij mensen met een burn-out is dát vaak wat er misgaat: de hulpbronnen zijn op. Ze geven meer energie dan ze krijgen, worden cynisch, en raken daarom langzaam op.” De oplossing is volgens Bakker daarom in vrijwel alle gevallen het op orde brengen van de energiegevers, mét hulp van de organisatie. „Iemand op mindfulnesscursus sturen heeft weinig zin, minder taken geven evenmin. Neem in plaats daarvan overspannen werknemers apart, en vraag waar ze behoefte aan hebben. Het gevoel de touwtjes in handen te hebben, dát geeft ons voldoening.”

En anders? Stoppen

Maar wat nu als een leidinggevende niet luistert? Of er simpelweg geen ruimte is voor datgene wat je graag wil? „Het zorgen voor een goede balans blijft ook een eigen verantwoordelijkheid”, aldus Bakker. Lukt het je niet je werk uitdagender te maken en is er niemand die je erbij helpt, durf dan ook te denken aan een andere baan.

Achteraf gezien had ze zich dit eerder willen realiseren, zegt Romkema. „Je hoeft niet alles te kunnen. Je werk is een groot deel van je leven: doe alsjeblieft iets waar je werkelijk enthousiast van wordt.” Stoppen deed ze uiteindelijk met behulp van een loopbaancoach, gefinancierd door haar oude werkgever. Inmiddels werkt ze bij een kinderdagverblijf. „Een veel lievere omgeving.”

Ook Vaessen stopte met haar werk bij ABN Amro, en werd zzp’ er. Haar advies nu: „Ga niet aan jezelf voorbij en neem geen genoegen met een bestaan als robot.”

ZZP’ERS MEER UREN, MINDER KLACHTEN

In 2014 had ruim 14 procent van de Nederlandse werknemers burn-outklachten – een op de zeven. Minstens een keer per maand voelden zij zich aan het einde van een werkdag leeg, of emotioneel uitgeput door het werk, onderzochten het CBS en TNO. Maar, stelt Arnold Bakker, „dit zijn slechts uitputtingsverschijnselen.” Kijken we naar het aantal mensen dat daadwerkelijk thuis komt te zitten, dan schat Bakker dat op zo’n 5 procent van de Nederlandse beroepsbevolking.

Zzp’ers draaien door de bank genomen meer uren (zo’n 36 uur per week) dan mensen in vaste dienst (30 uur), maar hebben met zo’n 7 procent gemiddeld minder vaak burn- outklachten. Mogelijke oorzaak? „Zzp’ers hebben vaak meer mogelijkheden hun tijd zelf in te delen en de eigen werkzaamheden te bepalen”, aldus Bakker.